De Volkskrant 7-8-2010
Klimaattruc helpt milieu geen zier
Door Wouter Keuning en Michael Persson op 07 augustus '10, 00:00, bijgewerkt 12 augustus '10, 08:03
Nederlandse bedrijven investeren in ontwikkelingslanden, zodat ze hier zelf meer broeikasgassen mogen uitstoten. Het helpt het milieu niet.
In een verder kaal landschap in het district Rajasthan, 300 kilometer ten zuiden van New Delhi, staat de fabriek. Een enorme wirwar van buizen en schoorstenen. Een troosteloos geheel. Er komt wat rook uit sommige schoorstenen, maar niet te zien is wat deze fabriek vooral produceert: gebakken lucht.
Het is gebakken lucht waarvan 6.000 kilometer westelijker, in Nederland, onder meer Dow Chemicals in Terneuzen, de cementfabriek van ENCI in IJmuiden en het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam profiteren. Zij mogen meer broeikasgassen uitstoten omdat de fabriek in Rajasthan via een ingewikkelde truc minder broeikasgassen lijkt uit te stoten – een van de wonderen van het Kyoto Protocol, het klimaatverdrag van de Verenigde Naties uit 1997. Vorige week hebben de VN er een onderzoek naar ingesteld, ondanks verzet van China, India en Japan, die er veel aan verdienen.
De truc is een oven aan het einde van een van de vele pijpleidingen van de fabriek. In die oven wordt het afvalgas HFC-23 afgebroken. Voor het afbreken van de schadelijke gassen wordt de fabriekseigenaar beloond. Deze beloning is zo hoog, dat dit afval inmiddels de belangrijkste winstmaker is van de fabriek. Zo wordt eigenaar SRF Ltd. gestimuleerd zoveel mogelijk afval te produceren, om het vervolgens te verbranden.
De zo ‘vermeden’ uitstoot van broeikasgassen levert uitstootrechten op, die bedrijven in westerse landen kunnen gebruiken om hun eigen emissies min of meer af te kopen. Er zijn allerlei partijen die er beter van worden. Waarom het eigenlijk te doen was.
Klimaattruc helpt milieu geen zier
Door Wouter Keuning en Michael Persson op 07 augustus '10, 00:00, bijgewerkt 12 augustus '10, 08:03
Nederlandse bedrijven investeren in ontwikkelingslanden, zodat ze hier zelf meer broeikasgassen mogen uitstoten. Het helpt het milieu niet.
In een verder kaal landschap in het district Rajasthan, 300 kilometer ten zuiden van New Delhi, staat de fabriek. Een enorme wirwar van buizen en schoorstenen. Een troosteloos geheel. Er komt wat rook uit sommige schoorstenen, maar niet te zien is wat deze fabriek vooral produceert: gebakken lucht.
Het is gebakken lucht waarvan 6.000 kilometer westelijker, in Nederland, onder meer Dow Chemicals in Terneuzen, de cementfabriek van ENCI in IJmuiden en het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam profiteren. Zij mogen meer broeikasgassen uitstoten omdat de fabriek in Rajasthan via een ingewikkelde truc minder broeikasgassen lijkt uit te stoten – een van de wonderen van het Kyoto Protocol, het klimaatverdrag van de Verenigde Naties uit 1997. Vorige week hebben de VN er een onderzoek naar ingesteld, ondanks verzet van China, India en Japan, die er veel aan verdienen.
De truc is een oven aan het einde van een van de vele pijpleidingen van de fabriek. In die oven wordt het afvalgas HFC-23 afgebroken. Voor het afbreken van de schadelijke gassen wordt de fabriekseigenaar beloond. Deze beloning is zo hoog, dat dit afval inmiddels de belangrijkste winstmaker is van de fabriek. Zo wordt eigenaar SRF Ltd. gestimuleerd zoveel mogelijk afval te produceren, om het vervolgens te verbranden.
De zo ‘vermeden’ uitstoot van broeikasgassen levert uitstootrechten op, die bedrijven in westerse landen kunnen gebruiken om hun eigen emissies min of meer af te kopen. Er zijn allerlei partijen die er beter van worden. Waarom het eigenlijk te doen was.
Wie zit er achter deze constructies? Wie profiteren ervan? Wie weten ervan? Het zijn maar een paar vragen over een miljardenbusiness, met aan het begin van de keten de fabrieken in (vooral) India en China en aan het uiteinde de bedrijven in Nederland die de uitstootrechten kopen. Daartussenin zitten investeerders en handelaren, die het zicht op het proces danig beperken.
Zodanig dat de bedrijven die de uitstootrechten uiteindelijk kopen, zelf meestal geen idee met wie ze in zee gaan, blijkt uit een inventarisatie van de Volkskrant.
De HFC-23-route is een van de ‘methoden’ van het Clean Development Mechanism (CDM) van het Kyoto Protocol. Het Protocol legt een plafond op aan de uitstoot van broeikasgassen van de deelnemende landen, en biedt daarnaast enkele instrumenten die dat plafond wat minder muurvast maken. Het CDM is daar een van. Door in ontwikkelingslanden fabrieken efficiënter te maken of schone energiebronnen neer te zetten, zoals windmolens, kunnen westerse landen daar de uitstoot van broeikasgassen reduceren. Dan hoeven ze in eigen land minder te doen.
Het Kyoto Protocol legt emissieplafonds op aan landen. Daarnaast heeft Europa nog een emissiehandelssysteem dat plafonds oplegt aan individuele bedrijven. Ook die bedrijven kunnen gebruik maken van de zogeheten gecertificeerde emissierechten (CER’s) die voortkomen uit de projecten in de ontwikkelingslanden. Op die manier hoeven ze dus zelf minder te investeren in energiebesparende technieken om onder hun plafond te blijven: het plafond wordt als het ware iets hoger.
Het hele idee is dat de plafonds een schaarste creëren aan ruimte om broeikasgassen uit te stoten. En waar schaarste is, ontstaat een markt, een markt dus van emissierechten, met vraag en aanbod, en prijzen. En zoals dat gaat, met markten: ze bieden de mogelijkheid om geld te verdienen.
Dus gingen bedrijven – in de administratie van de VN-klimaatcommissie kom je de namen tegen van Goldman Sachs, Morgan Stanley, Shell en RWE – op zoek naar manieren om met zo min mogelijk investeringen zoveel mogelijk emissierechten te genereren.
Zo vloeide kapitaal naar Indiase windmolenparken en Chinese zonnepanelen, naar efficiëntere fabrieken en andere initiatieven die duidelijk broeikasgassen bespaarden – zoals het clean Development Mechanism bedoeld was. Maar binnen dat mechanisme waren lucratievere projecten, en het lucratiefste van allemaal was de HFC-23 route.
HFC-23, alias trifluormethaan, is een restgas dat vrijkomt bij de productie van koelvloeistof HCFC-22. De broeikaswerking van HFC-23 is 11.700 keer zo sterk als die van kooldioxide. Dus levert het reduceren van een ton HFC-23 11.700 keer zo veel op als het reduceren van een ton CO2. Daarvoor hoefde je alleen maar een oven achter de fabriek te hangen, veel goedkoper dan een windmolenpark.
Ook Nederlandse bedrijven stapten in, onder meer in de fabriek in Rajasthan. Nuon bijvoorbeeld, en de Rabobank. VROM zelf was ook deelnemer, niet alleen in India, maar ook bij een aantal fabrieken in China. Ook in Nederland actieve energiemaatschappijen als Electrabel en RWE stapten in. De HFC-23 route bleek zo populair, dat nu de helft van alle via het Clean Development Mechanism verdiende emissierechten van deze fabrieken afkomstig is.
Wat levert dat op? De in een kenmerkende fabriek vermeden HFC-23-uitstoot (het verbrande afvalgas dus) komt gemiddeld neer op zo’n 5 miljoen emissierechten. Met een prijs van 12 euro per stuk leveren die jaarlijks 60 miljoen euro op.
De eerste die daarvan profiteert is het land waar de fabriek staat. China pakt standaard 65 procent van de opbrengsten. Emissierechtenadviseur Jos Cozijnsen: ‘Voor grote landen als China en India is het een leuk extra subsidiepotje. Zo was het CDM overigens nooit bedoeld. Het CDM was bedoeld om kennis en technologie naar andere landen te brengen, niet alleen als geldmachine.’
De westerse deelnemers mogen de rest verdelen. ‘Wij waren bij die fabriek in India de first buyer van de emissierechten’, zegt Thorsten Ziegler van Nuon Trading, inmiddels onderdeel van Vattenfall. Dat betekent dat het bedrijf het recht had het gecertificeerde emissierecht rechtstreeks van de fabriek te kopen, tegen een prijs die lager is dan de marktprijs. Bij doorverkopen maakt de handelaar winst.
Ziegler zegt dat Nuon/Vattenfall nu nog veertig CDM-projecten in zijn portefeuille heeft, maar dat het bedrijf uit de verdachte HFC-23 projecten is gestapt. ‘We zijn ons bewust van de discussie. Sinds die transactie zijn we niet meer betrokken.’
Ook een andere betrokkene, de Rabobank, stelt niet actief te handelen in de emissierechten die het verkreeg via het HFC-23 project. ‘Onze rol lag anders’, zegt Daan Dijk, manager duurzame energieprojecten en klimaatverandering van de Rabobank. ‘Wij zaten alleen in dat project voor VROM, om voor hen de emissierechten te kopen. Wij waren ook geen investeerder. Dat is echt een misverstand.’
Wel zegt hij dat de bank voor deze rol eigenlijk emissierechten uit eigen projecten met hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden had willen halen. ‘Die windparken gingen niet door. Toen hebben we andere projecten gezocht. Kijk, voor onze eigen CO2-compensatie hebben wij bepaalde eisen, en gebruiken we alleen hernieuwbare energie. Maar sommige opdrachtgevers hebben die niet.’
Bedrijven die extra emissierechten nodig hebben omdat ze boven hun plafond komen, kunnen ze kopen van bedrijven die rechten over hebben, of van de CDM-projecten. Daarbij maakt het hun echt niet uit waar ze precies vandaan komen’, zegt Dijk, ‘Ze gaan voor de laagste prijs.’
Dat blijkt uit een rondje langs Nederlandse bedrijven die emissierechten van de HFC-23-projecten hebben gebruikt. De Britse milieuorganisatie Sandbag heeft aan de hand van de serienummers van de emissierechten getraceerd wie wat in 2009 heeft gebruikt.
Zo heeft Kwekerij Rozenhof Moerkapelle geen idee dat het 1.920 rechten heeft verzilverd van een HFC-23 project in Zhejiang. De eigenaar verwijst door naar adviseur Willem de Bruijn van Tenergy, die zegt dat de herkomst onbekend is. ‘Je zou ernaar kunnen vragen, maar in de praktijk doe je dat niet.’
Ook de Papierfabriek Doetinchem, die als enige fabriek in Nederland echt schone emissierechten heeft aangeschaft (afkomstig van Chinese windparken), wist dat niet. ‘Dat is niet iets wat we bewust hebben gedaan’, zegt operationeel directeur Bart Broers. ‘We zijn een te kleine partij om rechtstreeks met die leveranciers te handelen.’
Daarbij is die informatie ook lastig te achterhalen. ‘Als je één op één een transactie doet, kun je de verkoper wel vragen waar de emissierechten vandaan komen’, zegt Dijk. ‘Maar als je op een beurs koopt, weet je niet wat je koopt. Dat weet je pas als je ze geleverd krijgt.’
Volgens de Raboman zouden de twijfelachtige broeikasreductieprojecten eigenlijk moeten worden stopgezet. ‘Het is logisch dat die HFC-23-fabrieken anders blijven doordraaien. Ze zullen die machines nooit willen afschrijven als ze er nog geld mee kunnen verdienen. Je moet de kat niet op het spek binden.’
Cozijnsen: ‘Ik denk dat we van het hele CDM afmoeten. Je kan als Europese Unie zeggen: wij doen niet meer aan Chinese en Indiase CDM-projecten.’
Deceptie in Bonn
De onderhandelingen over een internationaal klimaatakkoord deze week in Bonn, zijn uitgelopen op een deceptie. De bijeenkomst, die het vervolg vormde op de vergadering in Kopenhagen afgelopen december en die een voorbereiding vormt op de grote klimaatconferentie in Mexico later dit jaar, heeft de partijen eerder verder uit elkaar gedreven dan dichter bij elkaar gebracht. ‘Sommige landen komen nu al terug op afspraken die we in Kopenhagen hebben gemaakt’, sprak de Amerikaanse klimaatgezant Jonathan Pershing. De concepttekst voor een verdrag verdubbelde in Bonn van omvang van 17 tot 34 pagina’s. ‘We zitten nog heel ver van de 25 procent reductiedoelstelling die het IPCC voorstaat’, aldus Dessima Williams van de Alliantie van Kleine Eilandstaten.
Zodanig dat de bedrijven die de uitstootrechten uiteindelijk kopen, zelf meestal geen idee met wie ze in zee gaan, blijkt uit een inventarisatie van de Volkskrant.
De HFC-23-route is een van de ‘methoden’ van het Clean Development Mechanism (CDM) van het Kyoto Protocol. Het Protocol legt een plafond op aan de uitstoot van broeikasgassen van de deelnemende landen, en biedt daarnaast enkele instrumenten die dat plafond wat minder muurvast maken. Het CDM is daar een van. Door in ontwikkelingslanden fabrieken efficiënter te maken of schone energiebronnen neer te zetten, zoals windmolens, kunnen westerse landen daar de uitstoot van broeikasgassen reduceren. Dan hoeven ze in eigen land minder te doen.
Het Kyoto Protocol legt emissieplafonds op aan landen. Daarnaast heeft Europa nog een emissiehandelssysteem dat plafonds oplegt aan individuele bedrijven. Ook die bedrijven kunnen gebruik maken van de zogeheten gecertificeerde emissierechten (CER’s) die voortkomen uit de projecten in de ontwikkelingslanden. Op die manier hoeven ze dus zelf minder te investeren in energiebesparende technieken om onder hun plafond te blijven: het plafond wordt als het ware iets hoger.
Het hele idee is dat de plafonds een schaarste creëren aan ruimte om broeikasgassen uit te stoten. En waar schaarste is, ontstaat een markt, een markt dus van emissierechten, met vraag en aanbod, en prijzen. En zoals dat gaat, met markten: ze bieden de mogelijkheid om geld te verdienen.
Dus gingen bedrijven – in de administratie van de VN-klimaatcommissie kom je de namen tegen van Goldman Sachs, Morgan Stanley, Shell en RWE – op zoek naar manieren om met zo min mogelijk investeringen zoveel mogelijk emissierechten te genereren.
Zo vloeide kapitaal naar Indiase windmolenparken en Chinese zonnepanelen, naar efficiëntere fabrieken en andere initiatieven die duidelijk broeikasgassen bespaarden – zoals het clean Development Mechanism bedoeld was. Maar binnen dat mechanisme waren lucratievere projecten, en het lucratiefste van allemaal was de HFC-23 route.
HFC-23, alias trifluormethaan, is een restgas dat vrijkomt bij de productie van koelvloeistof HCFC-22. De broeikaswerking van HFC-23 is 11.700 keer zo sterk als die van kooldioxide. Dus levert het reduceren van een ton HFC-23 11.700 keer zo veel op als het reduceren van een ton CO2. Daarvoor hoefde je alleen maar een oven achter de fabriek te hangen, veel goedkoper dan een windmolenpark.
Ook Nederlandse bedrijven stapten in, onder meer in de fabriek in Rajasthan. Nuon bijvoorbeeld, en de Rabobank. VROM zelf was ook deelnemer, niet alleen in India, maar ook bij een aantal fabrieken in China. Ook in Nederland actieve energiemaatschappijen als Electrabel en RWE stapten in. De HFC-23 route bleek zo populair, dat nu de helft van alle via het Clean Development Mechanism verdiende emissierechten van deze fabrieken afkomstig is.
Wat levert dat op? De in een kenmerkende fabriek vermeden HFC-23-uitstoot (het verbrande afvalgas dus) komt gemiddeld neer op zo’n 5 miljoen emissierechten. Met een prijs van 12 euro per stuk leveren die jaarlijks 60 miljoen euro op.
De eerste die daarvan profiteert is het land waar de fabriek staat. China pakt standaard 65 procent van de opbrengsten. Emissierechtenadviseur Jos Cozijnsen: ‘Voor grote landen als China en India is het een leuk extra subsidiepotje. Zo was het CDM overigens nooit bedoeld. Het CDM was bedoeld om kennis en technologie naar andere landen te brengen, niet alleen als geldmachine.’
De westerse deelnemers mogen de rest verdelen. ‘Wij waren bij die fabriek in India de first buyer van de emissierechten’, zegt Thorsten Ziegler van Nuon Trading, inmiddels onderdeel van Vattenfall. Dat betekent dat het bedrijf het recht had het gecertificeerde emissierecht rechtstreeks van de fabriek te kopen, tegen een prijs die lager is dan de marktprijs. Bij doorverkopen maakt de handelaar winst.
Ziegler zegt dat Nuon/Vattenfall nu nog veertig CDM-projecten in zijn portefeuille heeft, maar dat het bedrijf uit de verdachte HFC-23 projecten is gestapt. ‘We zijn ons bewust van de discussie. Sinds die transactie zijn we niet meer betrokken.’
Ook een andere betrokkene, de Rabobank, stelt niet actief te handelen in de emissierechten die het verkreeg via het HFC-23 project. ‘Onze rol lag anders’, zegt Daan Dijk, manager duurzame energieprojecten en klimaatverandering van de Rabobank. ‘Wij zaten alleen in dat project voor VROM, om voor hen de emissierechten te kopen. Wij waren ook geen investeerder. Dat is echt een misverstand.’
Wel zegt hij dat de bank voor deze rol eigenlijk emissierechten uit eigen projecten met hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden had willen halen. ‘Die windparken gingen niet door. Toen hebben we andere projecten gezocht. Kijk, voor onze eigen CO2-compensatie hebben wij bepaalde eisen, en gebruiken we alleen hernieuwbare energie. Maar sommige opdrachtgevers hebben die niet.’
Bedrijven die extra emissierechten nodig hebben omdat ze boven hun plafond komen, kunnen ze kopen van bedrijven die rechten over hebben, of van de CDM-projecten. Daarbij maakt het hun echt niet uit waar ze precies vandaan komen’, zegt Dijk, ‘Ze gaan voor de laagste prijs.’
Dat blijkt uit een rondje langs Nederlandse bedrijven die emissierechten van de HFC-23-projecten hebben gebruikt. De Britse milieuorganisatie Sandbag heeft aan de hand van de serienummers van de emissierechten getraceerd wie wat in 2009 heeft gebruikt.
Zo heeft Kwekerij Rozenhof Moerkapelle geen idee dat het 1.920 rechten heeft verzilverd van een HFC-23 project in Zhejiang. De eigenaar verwijst door naar adviseur Willem de Bruijn van Tenergy, die zegt dat de herkomst onbekend is. ‘Je zou ernaar kunnen vragen, maar in de praktijk doe je dat niet.’
Ook de Papierfabriek Doetinchem, die als enige fabriek in Nederland echt schone emissierechten heeft aangeschaft (afkomstig van Chinese windparken), wist dat niet. ‘Dat is niet iets wat we bewust hebben gedaan’, zegt operationeel directeur Bart Broers. ‘We zijn een te kleine partij om rechtstreeks met die leveranciers te handelen.’
Daarbij is die informatie ook lastig te achterhalen. ‘Als je één op één een transactie doet, kun je de verkoper wel vragen waar de emissierechten vandaan komen’, zegt Dijk. ‘Maar als je op een beurs koopt, weet je niet wat je koopt. Dat weet je pas als je ze geleverd krijgt.’
Volgens de Raboman zouden de twijfelachtige broeikasreductieprojecten eigenlijk moeten worden stopgezet. ‘Het is logisch dat die HFC-23-fabrieken anders blijven doordraaien. Ze zullen die machines nooit willen afschrijven als ze er nog geld mee kunnen verdienen. Je moet de kat niet op het spek binden.’
Cozijnsen: ‘Ik denk dat we van het hele CDM afmoeten. Je kan als Europese Unie zeggen: wij doen niet meer aan Chinese en Indiase CDM-projecten.’
Deceptie in Bonn
De onderhandelingen over een internationaal klimaatakkoord deze week in Bonn, zijn uitgelopen op een deceptie. De bijeenkomst, die het vervolg vormde op de vergadering in Kopenhagen afgelopen december en die een voorbereiding vormt op de grote klimaatconferentie in Mexico later dit jaar, heeft de partijen eerder verder uit elkaar gedreven dan dichter bij elkaar gebracht. ‘Sommige landen komen nu al terug op afspraken die we in Kopenhagen hebben gemaakt’, sprak de Amerikaanse klimaatgezant Jonathan Pershing. De concepttekst voor een verdrag verdubbelde in Bonn van omvang van 17 tot 34 pagina’s. ‘We zitten nog heel ver van de 25 procent reductiedoelstelling die het IPCC voorstaat’, aldus Dessima Williams van de Alliantie van Kleine Eilandstaten.